Jurisprudentie
BC9986
Datum uitspraak2008-04-17
Datum gepubliceerd2008-04-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers18/635025-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-04-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers18/635025-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Promis-vonnis. Verdachte heeft, in strijd met de bepalingen inzake de kanalisatie van diergeneesmiddelen, bepaalde diergeneesmiddelen voorhanden en in voorraad gehad. Niet aannemelijk is geworden dat die diergeneesmiddelen aan verdachte zijn afgeleverd door een dierenarts of een apotheker op recept van een dierenarts, welke omstandigheid als "fait d'excuse" geldt. Volgt veroordeling van verdachte - een ondernemer in de pluimveebranche - tot een geldboete. Bij de bepaling van de hoogte van de geldboete is rekening gehouden met overschrijding van de redelijke termijn.
Uitspraak
RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
Parketnummer: 18/635025-07
Datum uitspraak: 17 april 2008
op tegenspraak (raadsman gemachtigd)
raadsman: mr. M.A.W. Nillesen, advocaat te 's-Hertogenbosch
Vonnis van de economische politierechter in de rechtbank te Groningen, in de zaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 3 april 2008.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd: dat
hij
op één of meer tijdstippen
in of omstreeks de periode van 28 december 2004 tot en met 24 juni 2005,
te Middelstum, in de gemeente Loppersum,
al dan niet opzettelijk,
(telkens) (een) diergeneesmiddel(en)
als bedoeld in artikel 29 van de Diergeneesmiddelenwet,
te weten Nobilis Gumboro D 78 en/of Flumequine 50%,
voorhanden en/of in voorraad heeft gehad.
Voorvraag
Overschrijding van de redelijke termijn
De raadsman heeft gesteld dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. Voor verdachte is het tijdsverloop belastend geweest. Op het verzuim van overschrijding van de redelijke termijn dient volgens de raadsman niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie te volgen dan wel strafvermindering.
De officier van justitie heeft gesteld dat hij, met de raadsman, van mening is dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. De zaak is op 30 januari 2007 ingekomen bij het openbaar ministerie in Groningen. Vervolgens heeft de zaak een jaar op de plank gelegen. Aan verdachte dient compensatie voor dit verzuim te worden geboden in de vorm van strafvermindering, aldus de officier van justitie.
De economische politierechter overweegt het volgende.
Volgens vaste jurisprudentie is, voor behandeling van een zaak in eerste aanleg, een termijn van twee jaar voor het wijzen van een eindvonnis aan te merken als redelijke termijn.
Als begin van de redelijke termijn kan naar het oordeel van de economische politierechter gelden 24 juni 2005, de dag van het eerste verhoor van verdachte. Het eindprocesverbaal dateert van 25 oktober 2005 / 2 november 2005. Daarna zijn in de zaak van verdachte geen onderzoekshandelingen meer verricht. Bij vonnis van 5 december 2006 heeft de economische politierechter in de rechtbank te Zwolle-Lelystad zich niet bevoegd verklaard (relatief). Vervolgens is de zaak overgedragen aan het openbaar ministerie in Groningen. Verdachte is opnieuw gedagvaard voor de zitting van de economische politierechter in de rechtbank te Groningen van 31 januari 2008. Op 3 april 2008 is de zaak inhoudelijk behandeld. Op 17 april 2008 volgt een einduitspraak in eerste aanleg. Derhalve een totale periode van twee jaar en bijna tien maanden. Een klein gedeelte hiervan komt voor rekening van de verdediging in verband met aanhouding van de zitting van 31 januari 2008 op verzoek van de verdediging.
Ter terechtzitting is gebleken dat ook de raadsman en de officier van justitie uitgaan van deze berekening van (overschrijding van) de redelijke termijn.
Op grond van het voorgaande stelt de economische politierechter vast dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn met ongeveer acht maanden. Naar het oordeel van de economische politierechter kan, alles afwegende, in deze zaak worden volstaan met een compensatie in de strafmaat. Daarbij is mede gelet op de ernst van het feit en de ingewikkeldheid van de zaak.
De officier van justitie is daarom ontvankelijk in de vervolging.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde, in de opzettelijke vorm.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat in het dossier geen bewijs ligt dat het middel dat op 24 juni 2005 bij verdachte is aangetroffen in een koelkast, ook daadwerkelijk het diergeneesmiddel Nobilis Gumboro D 78 is. Het aangetroffen middel is niet onderzocht. Het diergeneesmiddel Flumequine 50% is überhaupt niet aangetroffen. Gelet hierop dient naar de mening van de raadsman vrijspraak te volgen.
Beoordeling
De economische politierechter heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. [x], opsporingsnummer [x], opgemaakt op 25 oktober 2005 / 2 november 2005 door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden ambtenaar van de Algemene Inspectiedienst. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als relaas van genoemde verbalisanten:
Op 24 juni 2005 bevonden wij ons op het mestkuikenbedrijf van [verdachte] voor controle van de voorraad diergeneesmiddelen en voor inzage in de inkoopfacturen van het bedrijf [leverancier], gevestigd te [plaats].
In de administratie zag ik, verbalisant [verbalisant 1], vier facturen, afkomstig van [leverancier] en gericht aan verdachte, te weten:
1. factuur d.d. 28 december 2004, Nobilis Gumboro D 78, factuurbedrag € 4876,00;
2. factuur d.d. 17 maart 2005, Flumequine 50%, factuurbedrag € 3052,80;
3. factuur d.d. 14 april 2005, Flumequine 50% en Nobilis Gumboro D 78, factuurbedrag € 7822,80; en
4. factuur d.d. 24 mei 2005, Flumequine 50%, factuurbedrag € 3281,28.
Ik, verbalisant [verbalisant 2], heb de voorraad diergeneesmiddelen gecontroleerd. Hierbij werd door mij in een koelkast aangetroffen 21x 5000 dosis, 2x 10.000 dosis en 1 aangebroken verpakking van 5000 dosis (tezamen 130.000 dosis) Nobilis Gumboro D 78, registratienummer Reg. Nl. 2370, zijnde een gekanaliseerd diergeneesmiddel.
Een proces-verbaal van verhoor op 24 juni 2005 van verdachte, opgemaakt op 28 juni 2005 door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voornoemd, gevoegd als bijlage nr. R3 bij voormeld proces-verbaal nr. 27664, opsporingsnummer 30116. Dit proces-verbaal houdt - samengevat - onder meer in als verklaring van verdachte:
Ik koop sinds een half jaar medicijnen bij het bedrijf [leverancier] van [jr.]. Deze medicijnen pas ik toe bij de mestkuikens op mijn mestkuikenbedrijf. [jr.] heeft mij verteld dat hij medicijnen mag verkopen omdat zijn vader, die dierenarts is, deel uitmaakt van [leverancier]. Ik deed al langere tijd zaken met het bedrijf [leverancier 2], eveneens een bedrijf van [jr.]. Bij dit bedrijf koop ik aanvullende diervoeders. Op enig moment heeft [jr.] mij verteld dat hij ook diergeneesmiddelen kon leveren zoals Flumequine en Nobilis Gumboro. Deze medicijnen werden toen voorgeschreven en geleverd door dierenartsenpraktijk [sr.] te [plaats]. Deze dierenartsenpraktijk is van [sr.], de vader van [jr.]. De diergeneesmiddelen die ik betrek bij [leverancier] zijn 5 à 6 euro per kg goedkoper dan bij dierenartsenpraktijk [sr.]. [jr.] heeft mij verteld dat zijn vader, [sr.], weet dat [leverancier] diergeneesmiddelen aan mijn mestkuikenbedrijf levert. Ook is het voorgekomen dat als er diergeneesmidddelen, zoals Flumequine, worden voorgeschreven en geleverd door dierenarts [sr.], ik later een factuur krijg van [leverancier]. Als er een andere dierenarts dan [sr.] van dierenartsenpraktijk [sr.] op het bedrijf komt en deze schrijft diergeneesmiddelen voor die vervolgens worden geleverd, krijg ik altijd een factuur van de dierenartsenpraktijk zelf.
Dat op de facturen van [leverancier] staat: "Re.: for export purposes./ Delivery to all the authorities outside the Netherlands", heb ik nooit bij stilgestaan, het staat duur. [jr.] weet dat ik niet exporteer en dat ik de door [leverancier] geleverde medicijnen op mijn eigen kuikenmesterij gebruik.
Dierenarts [sr.] is twee maanden terug nog op mijn bedrijf geweest inzake problemen met kuikens. Inzake dit bezoek is er toen Flumequine voorgeschreven en geleverd. Van deze levering heb ik toen een nota van [leverancier] ontvangen. Het betreft hier vermoedelijk de nota van 17 maart 2005. Bij deze levering heb ik geen logboekformulier ontvangen. De op de facturen d.dis 28 december 2004 en 14 april 2005 vermelde Nobilis Gumboro heb ik besteld bij [jr.]. Dit vaccin is 1x afgeleverd door [jr.] en 1x door een verzendauto van dierenartsenpraktijk [sr.]. Thans heb ik hier nog een voorraad van van 21x 5000 ds., 2x 10.000 ds. en 1 aangebroken verpakking van 5000 ds. Deze Nobilis Gumboro is bij dierenartsenpaktijk [sr.] 1x zo duur.
Een proces-verbaal van verhoor (als verdachte), op 9 september 2005, van [jr.], opgemaakt op 26 september 2005 door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voornoemd, gevoegd als bijlage nr. 8 bij voormeld proces-verbaal nr. [x], opsporingsnummer [x]. Dit proces-verbaal houdt - samengevat - onder meer in als verklaring van [jr.]:
Ik ben directeur van [leverancier] te [plaats]. [leverancier] heeft geen personeel in dienst. Wel heeft [leverancier] een adviseur, te weten mijn vader [sr.], dierenarts. Mijn vader is tevens voor 25% aandeelhouder in [leverancier]. Mijn vader doet voor [leverancier] advisering en begeleiding van buitenlandse klanten.
De klanten van [leverancier] zijn bedrijven die grondstoffen voor diergeneesmiddelen exporteren naar het buitenland. De nota's die [leverancier] aan haar klanten verstuurd zijn altijd in de Engelse taal, omdat het producten betreft, bestemd voor de export. Ik heb wel eens het vermoeden, dat mijn klanten de grondstoffen niet exporteren. Maar ik kan mij hier niet mee bezighouden. Veehouders weten goed waar ze mee bezig zijn. Als ik de bestemming van de grondstoffen niet weet, staat altijd op de factuur "for export purposes/Delivery E.U. countries except the Netherlands".
Mijn vader is op het mestkuikenbedrijf van [verdachte] praktiserend dierenarts vanuit de pluimveepraktijk [sr.] te [plaats]. [verdachte] heeft van [leverancier] de volgende producten ontvangen:
- op 14 april 2005: 5000 dosis Nobilis Gumboro D 78 en 72 kilo Flumequine;
- (..);
- op 17 maart 2005: 72 kilo Flumequine;
- op 24 mei 2005: 72 kilo Flumequine.
[leverancier] heeft de Nobilis Gumboro en Flumequine ingekocht bij pluimveepraktijk [sr.]. Voor deze diergeneesmiddelen heeft [leverancier] geen logboeken uitgeschreven. Mijn vader [sr.] niets met deze leveringen van doen. Hij heeft deze leveringen niet voorgeschreven.
Geschriften, te weten vier - in de Engelse taal gestelde - facturen d.dis 28 december 2004, 17 maart 2005, 14 april 2005 en 24 mei 2005 betreffende de levering van de Nobilis Gumboro D 78 en Flumequine 50%, afkomstig van [leverancier] en gericht aan verdachte, gevoegd als bijlage R 4 tot en met R 7 bij voormeld proces-verbaal nr. 27664, opsporingsnummer 30116.
De factuur d.d. 24 mei 2005 ziet naast de aankoop van Flumequine 50%, tevens op de aankoop van "oplosmiddel". Het in de factuur vermelde bedrag dat ziet op de aankoop van Flumequine 50%, is € 2880,00.
Een ter terechtzitting door de raadsman van verdachte overgelegd geschrift, te weten een schriftelijke verklaring d.d. 23 januari 2008 van [sr.], waarin de inhoud luidt:
"Ondergetekende [sr.], dierenarts te [plaats], praktiserend pluimveedierenarts op het vleeskuikenbedrijf van [verdachte], verklaart dat hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 28-12-2004 tot en met 24-06-2005 voor genoemd vleeskuikenbedrijf twee geregistreerde middelen heeft voorgeschreven c.q. geadviseerd.
Het eerste middel is een entstof tegen Gumboro ziekte, Nobilis Gumboro D 78 van Intervet Reg NL 2370. Het tweede een chemotherapeuticum Flumequine 50% W.S.P. van Dopharma Reg NL 8758. Beide middelen zijn in Nederland geregistreerde middelen die aan alle wettelijke eisen voldoen."
De economische politierechter overweegt als volgt.
Hoofdstuk IV van de Diergeneesmiddelenwet bevat blijkens het opschrift bepalingen met betrekking tot de kanalisatie van diergeneesmiddelen. Artikel 29 van de Diergeneesmiddelenwet zegt dat de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing zijn op door Onze Minister aangewezen diergeneesmiddelen. Artikel 31, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenwet verbiedt diergeneesmidddelen, bedoeld in voornoemd artikel 29, voorhanden of in voorraad te hebben.
Dit verbod geldt, aldus - samengevat - artikel 31, derde lid, van de Diergeneesmiddelenwet, niet voor houders van dieren voorzover bepaalde diergeneesmiddelen hun door een dierenarts of een apotheker op recept van een dierenarts zijn afgeleverd.
De economische politierechter heeft vastgesteld dat Nobilis Gumboro D 78 en Flumequine 50% diergeneesmiddelen zijn ten aanzien waarvan het verbod van artikel 31, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenwet niet geldt indien deze aan houders van dieren zijn afgeleverd door een dierenarts of een apotheker op recept van een dierenarts.
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen, acht de economische politierechter het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Daarbij wordt overwogen dat verdachte zelf heeft verklaard dat hij in de tenlastegelegde periode de diergeneesmiddelen Nobilis Gumboro D 78 en Flumequine 50% heeft gekocht bij en heeft afgeleverd gekregen door [leverancier]. Deze verklaring van verdachte wordt ondersteund door de verklaring van [jr.] en voorts door de in de administratie van verdachte aangetroffen facturen. Bovendien verklaren verbalisanten dat door hen op 24 juni 2005, in een koelkast, bij verdachte het diergeneesmiddel Nobilis Gumboro D 78 is aangetroffen. Ook verdachte zelf heeft verklaard dat het middel dat bij hem in de koelkast is aangetroffen Nobilis Gumboro D 78 is.
Daarmee staat voor de economische politierechter vast dat verdachte in de tenlastegelegde periode Nobilis Gumboro D 78 en Flumequine 50% voorhanden en in voorraad heeft gehad. Daaraan doet niet af dat de in koelkast aangetroffen middelen niet zijn onderzocht, en ook niet dat het diergeneesmiddel Flumequine 50% op 24 juni 2005 niet ter plekke is aangetroffen.
Voor de goede orde zij hier nog vermeld dat, blijkens het proces-verbaal, de aangetroffen Nobilis Gumboro D 78 niet in beslag is genomen. Daarover hebben verbalisanten in het proces-verbaal opgemerkt: "De aangetroffen hoeveelheid Nobilis Gumboro D 78 is, hoewel vatbaar, niet in beslag genomen vanwege het warme weer wat er op dat moment heerste. Nobilis Gumboro moet gekoeld worden bewaard, anders verliest het zijn werking."
Bewezenverklaring
De economische politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 28 december 2004 tot en met 24 juni 2005, te Middelstum, in de gemeente Loppersum, opzettelijk, telkens diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 29 van de Diergeneesmiddelenwet, te weten Nobilis Gumboro D 78 en Flumequine 50%, voorhanden en in voorraad heeft gehad.
De economische politierechter acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Kwalificatie
Hetgeen de economische politierechter bewezen heeft verklaard levert het volgende strafbare feit op:
Opzettelijke overtreding van het voorschrift gesteld bij artikel 31, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenwet, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat artikel 31, derde lid, van de Diergeneesmiddelenwet een "fait d'excuse" bevat die deel uitmaakt van de delictsomschrijving en dus moet worden tenlastegelegd. Dit is niet gebeurd. Een bewezenverklaring levert dan ook niet het door de steller van de tenlastelegging beoogde strafbare feit op. Volgens de raadsman dient verdachte daarom van alle rechtsvervolging te worden ontslagen.
Vervolgens heeft de raadsman, subsidiair, aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat de bedrijfsactiviteiten van dierenartsenpraktijk [sr.] enerzijds en [leverancier] anderzijds door elkaar heen liepen. Het was verdachte daardoor onvoldoende duidelijk dat de diergeneesmiddelen die door dierenarts [sr.] werden voorgeschreven, niet mochten worden afgeleverd door [leverancier]. Ook om die reden zou verdachte moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Tot slot en in samenhang met het voorgaande heeft de raadsman betoogd dat ten onrechte is nagelaten de dierenarts van verdachte, [sr.], te horen. Met het ter terechtzitting overleggen van de verklaring d.d. 23 januari 2008 van dierenarts [sr.] is beoogd om dit manco dat aan het dossier kleeft, enigszins te herstellen.
Beoordeling
Anders dan de raadsman, is de economische politierechter van oordeel dat de in het derde lid van artikel 31 van de Diergeneesmiddelenwet neergelegde omstandigheid die maakt dat het verbod van het eerste lid van genoemd artikel 31 niet geldt, niet behoeft te worden opgenomen in de tenlastelegging. De verdachte kan op de aanwezigheid van die omstandigheid een beroep doen.
De economische politierechter acht niet aannemelijk geworden dat de uitzonderingsbepaling van het derde lid van artikel 31 van de Diergeneesmiddelenwet van toepassing is. In elk geval zijn, gelet op het dossier, de betreffende diergeneesmiddelen niet afgeleverd door een dierenarts of een apotheker op recept van een dierenarts, maar door [leverancier]. Logboekformulieren ontbreken. De ter terechtzitting overgelegde schriftelijke verklaring d.d. 23 januari 2008 van dierenarts [sr.] doet aan het voorgaande niet af. Overigens zij opgemerkt dat dierenarts [xr.] in zijn verklaring wel melding maakt van "voorschrijven c.q. adviseren", maar niet van afleveren.
De economische politierechter overweegt verder als volgt.
Verdachte is eind 2004 de betreffende diergeneesmiddelen gaan betrekken bij [leverancier] in plaats van bij zijn dierenarts, omdat dit goedkoper was. Verdachte heeft verklaard dat [jr.] hem heeft verteld dat [leverancier] de betreffende diergeneesmiddelen mocht verkopen. Voorzover verdachte hiermee een beroep heeft willen doen op een strafuitsluitingsgrond, overweegt de economische politierechter dat dat beroep faalt, nu niet kan worden gezegd dat verdachte zich heeft laten leiden door een advies van een persoon of instantie aan wie of waaraan zodanig gezag valt toe te kennen dat verdachte in redelijkheid op de deugdelijkheid van het advies mocht vertrouwen. Evenmin levert het namens verdachte opgeworpen verweer, als zouden de bedrijfsactiviteiten van dierenartsenpraktijk [sr.] en van [leverancier] door elkaar heen lopen waardoor bij verdachte onduidelijkheid is ontstaan, een geslaagd beroep op een strafuitsluitingsgrond op. Verdachte dient, als ondernemer in de veeteelt, op de hoogte te zijn van de toepasselijke wet- en regelgeving. Vervolgens dient zij zich, zo maximaal als mogelijk is, in te spannen om aan deze wet- en regelgeving te voldoen. Naar het oordeel van de economische politierechter heeft verdachte dat hier onvoldoende gedaan. De economische politierechter laat hierbij overigens uitdrukkelijk in het midden of verdachte niet simpelweg wist dat hij, met zijn handelen, de wet overtrad.
Ook overigens is niet gebleken van een rechtvaardigings- of schulduitsluitingsgrond.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een geldboete van € 2000,- subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.
Ter toelichting op zijn vordering heeft de officier van justitie aangegeven dat hij van de zijde van het parket te Zwolle heeft vernomen dat aan verdachte een transactieaanbod is gedaan van € 4500,-. Dat transactieaanbod is aldus tot stand gekomen: per € 1000,- ingekocht diergeneesmiddel bedraagt de hoogte van het transactiebedrag € 250,-, terwijl verdachte in de visie van het openbaar ministerie voor ruim € 18.000,- heeft ingekocht.
De officier van justitie heeft voorts aangegeven dat hij rekening heeft gehouden met het feit dat dat transactieaanbod - afgaande op hetgeen daarover door de raadsman ter terechtzitting is verklaard - verdachte kennelijk niet heeft bereikt, terwijl verdachte dat transactieaanbod - aldus de raadsman - waarschijnlijk zou hebben aanvaard, waardoor verdachte geen kosten raadsman had gehad. Ten slotte heeft de officier van justitie aangegeven dat hij bij zijn vordering rekening heeft gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Oordeel van de economische politierechter
Bij de bepaling van de straf heeft de economische politierechter rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Doel van de wetgever met de regelgeving met betrekking tot de kanalisatie van diergeneesmiddelen is geweest dat wordt voorkomen dat de onder dat regime vallende diergeneesmiddelen in verkeerde handen raken, ten einde onoordeelkundig gebruik van diergeneesmiddelen tegen te gaan. Opzet is dat de betreffende diergeneesmiddelen niet zonder tussenkomst van een dierenarts het dier kunnen bereiken.
Verdachte heeft deze regelgeving opzettelijk overtreden. Verdachte heeft, door aldus te handelen, financieel voordeel gehad.
In het voordeel van verdachte heeft de economische politierechter laten meewegen dat hij geen relevante justitiële documentatie heeft.
Op grond van al het bovenstaande is de economische politierechter van oordeel dat in beginsel een geldboete van € 4500,- in deze zaak passend is. Alles afwegende, en in het bijzonder rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, komt de economische politierechter tot het opleggen van een geldboete van € 2000,-.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De economische politierechter heeft gelet op de artikelen:
- 23, 24, 24a en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 359a van het Wetboek van Strafvordering;
- 29 en 31 van de Diergeneesmiddelenwet;
- 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
BESLISSING
De economische politierechter:
- verklaart het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een geldboete van € 2000,- (zegge: tweeduizend euro) met bevel dat voor geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. R. Depping, economische politierechter, in tegenwoordigheid van M. Smit-Colnot als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 april 2008.